Doorgaan naar hoofdcontent

Voorouders in de zak


Ronde zakpijp, Molgula manhattensis - Lauwersoog
Waar komen we vandaan? Wie waren onze voorouders? Vragen die sinds mensenheugenis gesteld worden. Gaan we terug tot Lucy uit Oost-Afrika? Met haar meer dan een miljoen jaar oude botten toch zeker een verre verwant. Maar het kan nog verder. De lijn volgend naar de eerste zoogdieren uit het Mesozoïcum, geleidelijk overgaand in de reptielen. Dan terug naar de amfibieën en de allereerste visachtige wezens uit het verre Ordovicium, 450 miljoen jaar geleden. Dan wordt de lijn steeds vager, fossielen zijn er nauwelijks meer. Maar toch moeten we daar onze Adam vinden: de manteldiertjes of zakpijpen.

Ronde zakpijp (Molgula manhattensis) - Lauwersoog

Japanse knotszakpijp (Styela clava), beide openingen ingetrokken - Lauwersoog

Gesterde geleikorst (Botryllus schlosseri), oranje vorm uit de Oosterschelde - Neeltje Jans

Gesterde geleikorst, witte vorm - Lauwersoog

Als landrotten komen wij zakpijpen nauwelijks tegen. We moeten naar strand of haven om ze te ontmoeten. Vast gehecht aan touwen, een drijvend krat of groeiend op speciaal daarvoor in het zilte water gehangen stenen of roosters. En als we ze dan vinden hebben ze niets meer dat op ons lijkt. Het zijn hun jongen, vrij zwemmende larfjes, die met hun primitieve ruggengraat (een chorda) al honderden miljoenen jaren laten zien hoe het eens is gegaan. Een extra bescherming rond het zenuwstelsel die bij alle gewervelde dieren voorkomt. Bij zakpijpen zijn er slechts enkele soorten die deze chorda behouden, de meesten leven als volwassen dier vastgehecht en nemen dan afscheid van hun graat. In deze fase hullen ze zich in een wijde mantel, gemaakt van een soort cellulose. Soms alleen, soms deze mantel delend met tientallen tot honderden soortgenoten in een kolonie.

Japanse knotszakpijp (Styela clava) met instroom- en uitstroombuis wijd open - Lauwersoog
Slingerzakpijp over zeepokken, geen uitstroom en instroomopening zichtbaar - Lauwersoog

Zakpijpen hebben geen krachtige kaken om hun voedsel aan stukken te scheuren. Actief op jacht gaan zit er ook al niet in. Ze moeten het hebben van pompen en filteren. Bij solitaire zakpijpen is dat mooi te zien. Twee slurfjes steken uit de mantel. Eén om het water naar een kieuwkorfje te pompen en een tweede om het vuilnis te lozen. Mooi te zien door ze even te plagen als je ze uit het water haalt. Even er op drukken en het water spuit er uit. Kolonievormers delen een gezamenlijke uitstroomopening.

Harige zakpijp (Ascidiella scabra), bijna lui op zijn kant liggend - Neeltje Jans (Oosterschelde)

Omdat zakpijpen zich letterlijk aan alles vasthechten in zeewater kunnen ze gemakkelijk meeliften naar nieuwe gebieden. Nog gemakkelijker wordt het als zeelieden ballastwater zoeken voor hun lege ruim. Zo zijn tientallen soorten letterlijk van de ene naar de andere oceaan gesleept. Japanners en Amerikanen bevolken nu onze Waddenzee en Delta. Echte Europeanen als slingerzakpijpen en harige zakpijpen zijn er nog steeds maar ze moeten knokken om een plaatsje tussen al die exoten. De ronde kwam mogelijk uit het westen van de Atlantische Oceaan, de ster uit Californië en de knots uit Japan. Ook in de wereld van zakpijpen wordt de wereld steeds mondialer.

Zakpijpen, je komt ze niet dagelijks tegen maar zoek er eens naar bij een volgend bezoek aan de kust.

Meer info: Zoekkaart Zakpijpen - Stichting Anemoon

Reacties

  1. Wat weer een bijzonder blog Kees, nog nooit gehoord van zakpijpen,maar je begrijpt dat ik daar nu zeker naar zal zoeken als ik aande kust kom.
    Natuurkieker Coby

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Oranje boomalg

Oranje boomalg, Trentepohlia aurea Een jaar natuurpresentaties in 150 woorden - dag 120 Een boom als leefgemeenschap. Alles is er te vinden, van producent tot consument. Haarwortels, knoppen en bladeren,  elk stukje boom wordt begraasd. Maar kijk eens naar een vierkante centimeter schors. Dan blijkt dat er veel meer plantaardige producenten zijn dan alleen de eik of een vleugelnoot. Eén van de meest bizarre plantjes die op schors groeit is de oranje boomalg. Stampvol worteltjeskleurstof (caroteen) lijkt deze groenalg zijn familie vergeten. Maar haal het oranje er uit en er blijft een draadvormig groen wiertje over. Op o.a. eik vindt het een ideaal biotoop om te groeien. Vergroeid met buitenste schors doet het zijn eerste best om zijn eigen kostje bij elkaar te scharrelen door fotosynthese. Luchtvervuiling had hem bijna de das omgedaan maar net op tijd werd het iets beter in ons overvolle landje. Ook een nauw verwante soort, de Portugese rode alg, breidt zich sterk uit. Niet alle

Alpenvlinders

Tschiertschen, Joch alp Bijna twee uur in de middag, de zon staat hoog aan de hemel. Even op de rug, de ogen dicht, de neus vol bloemengeuren, luisterend naar het klingelen van koeienbellen lager op de helling. Het leven is goed op de alpenweiden boven Tschiertschen. Inner Urden, Mattjischhorn, Jochalp, Ochsenalp, nu zijn het alleen nog maar vakantie herinneringen. Koninginnepage Als de ogen weer open gaan is de lucht vol gefladder. Alles beweegt, kleuren flitsen langs het zwerk. Verdwazing lijkt toe te slaan maar na even knipperen met de ogen kom je weer terug op de berg. Het zijn tientallen, nee honderden vlinders die bezig zijn met hun dagelijkse werkzaamheden. Fladderend van bloem naar bloem voor een slok nectar. Of alleen maar denken aan de verdediging van hun territorium en tegelijkertijd de dames overtuigen van hun uitzonderlijke capaciteiten. Zoals die mooie Koninginnepage die steeds maar weer op het pad ging zitten. Gele Luzernevlinder Zuidelijke luzern

Bloedzuigers, onbekend en bijzonder

Gewone bloedzuiger (Haemopis sanguisuga) met Groene Kikker (Orvelte) Bloedzuigers, alleen het woord al jaagt velen de stuipen op het lijf. Beelden van grote glibberige monsters die met honderden komen opzetten om het laatste druppeltje levensbloed op te zuigen. Voldoende reden om eens naast een boerensloot te gaan zitten en op zoek te gaan naar deze spannende creaturen. Een paar halen met een net zijn vaak al voldoende om enkele te verschalken. Gezoomde clepsine (Hemiclepsis marginata), Kardinge Wat dan vooral opvalt is dat ze wel glibberig zijn maar helemaal niet groot. Enkele centimeters, daar houdt het meestal wel mee op. Dan maar eens proberen of ze nu echt geïnteresseerd zijn in mijn bloed. Even een vinger er voor houden en ze grijpen zich met hun zuigschijf aan mond en achterlijf al snel vast. Maar in plaats van schrapen om door het vel te komen gaan ze alleen maar aan de wandel, terug naar het water.veel van onze Nederlandse bloedzuigers zijn vooral op zoek naar slak